De eerste schooldag was voor veel kinderen in Nederland en diverse Duitstalige landen een bijzondere dag. Zij begonnen aan een nieuw avontuur in hun nog jonge leven en dat werd extra benadrukt door aan deze nieuwe leerlingen zoete lekkernijen of geschenken in broodvorm te geven. In diverse dorpen op het Groningse platteland wordt deze traditie in stand gehouden in de vorm van stoetbomen. Volgens de overlevering groeiden deze stoetbomen op de zolder (soms ook in de kelder) van de school. Jongens uit de hoogste klassen zorgden er tijdens de eerste schooldag voor dat deze bomen met veel lawaai en gestommel werden 'omgehakt '. De kleintjes zaten ondertussen in hun lokaal met spanning te wachten. Als zij braaf waren geweest kregen zij een stoetboom waarna de hele school in optocht door het dorp trok. Een stoetboom bestaat van oudsher uit een tak waaraan broodjes worden gebakken, elk met een gewicht van ongeveer 50 gram. Na het bakken worden deze takken tegenwoordig versierd of opgetuigd met snoep. Begin 20e eeuw waren het alleen maar takken met brood. Die kleine witte broodjes waren toen al een traktatie op zich want normaliter werd er alleen witbrood gegeten op zon- en feestdagen. Dat er veel waarde aan deze traditie werd gehecht bleek wel tijdens de oorlogsjaren. Broodbonnen of geen broodbonnen; ouders en leerkrachten was er alles aan gelegen om het gebruik met de stoetbomen toch doorgang te laten vinden.